In dit nieuwe jaar besliste de rechtbank Overijssel reeds in een kwestie waarbij een beroepsfout van een belastingadviseur centraal stond. De gevorderde schadevergoeding werd echter (terecht) afgewezen.
In deze zaak ging het om de vraag of de eiser in dit geschil recht had op schadevergoeding van een belastingadvieskantoor en/of de behandelend belastingadviseur vanwege het feit dat door de belastingadviseur geen gronden waren ingediend in het beroep dat namens eiser was ingesteld in een geschil met de Belastingdienst.
De eiser stelde namelijk in dit verband dat het indienen van de gronden wel was overeengekomen. Nu de gronden niet waren ingesteld, was eiser niet-ontvankelijk verklaard en de betreffende aanslagen bleven in stand. Het belastingadvieskantoor en de behandelend belastingadviseur zouden hun afspraken niet zijn nagekomen (en daarmee zouden zij schadeplichtig zijn). Het belastingadvieskantoor voerde onder andere als verweer dat juist door eiser de relatie reeds was beëindigd. Er was in dit verband ook geen opdracht verstrekt.
De rechtbank gaat in het vonnis van 5 januari 2022 in eerste instantie voorbij aan de vraag of sprake is van een overeenkomst. De rechtbank gaat namelijk eerst in op de vraag of er een recht is op schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende had onderbouwd dat zijn beroep in de richting van de Belastingdienst kans van slagen had en derhalve dat eiser schade zou lijden doordat geen gronden van beroep waren ingediend. Het aangesproken belastingadvieskantoor had er namelijk op gewezen dat de Belastingdienst bij bezwaar al op het argument van eiser had gereageerd en dat argument terzijde had geschoven. Het door eiser enkel refereren aan de “soortgelijke” procedure van zijn zus (tegen de Belastingdienst) was onvoldoende. Ook had eiser niet gesteld dat of onderbouwd waarom het oordeel van de Belastingdienst onjuist zou zijn. Volgens de rechtbank had eiser daarmee onvoldoende onderbouwd of, indien eiser wederom zou verwijzen naar de procedure van zijn zus, de beroepsprocedure tot een andere uitkomst zou hebben geleid in die zin dat de belastingaanslagen zouden worden ingetrokken of gewijzigd. In het kader van de gevorderde ‘juridische kosten’ die eiser in de belastingprocedure had gemaakt, had eiser evenmin onderbouwd waarom dit als schade van de gestelde tekortkoming viel aan te merken.
De rechtbank merkt ten slotte op dat indien eiser zou worden gevolgd in zijn stellingen dat sprake was van een overeenkomst van opdracht op grond waarvan de behandelend belastingadviseur gronden van beroep had moeten indienen en vast zou komen te staan dat hij dat ten onrechte heeft nagelaten, staat niet vast dat eiser daardoor schade heeft geleden. Op deze grond werden de vorderingen van eiser door de rechtbank afgewezen. Geen baanbrekende uitspraak, maar toont wel aan dat naast het deugdelijk stellen en onderbouwen van de aansprakelijkstelling ook de gevorderde schade (en het verband tussen de fout en de schade) goed moet worden onderbouwd.
Meer weten? Neem dan contact op met Debbie Liem.
Rechtbank Overijssel 5 januari 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:37