Uit de rechtspraak met betrekking tot huur en corona kan de conclusie worden getrokken dat de overheidsmaatregelen die leiden tot een sluiting van bedrijfsruimte in beginsel zijn aan te merken als ‘onvoorziene omstandigheid’, zodat met succes een beroep kan worden gedaan op huurkorting. Dit artikel bespreekt de onlangs gewezen uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag.
Opschorting of korting van huur?
Inmiddels heeft de voorzieningenrechter meerdere malen geoordeeld dat huurders en verhuurders de financiële nadelen van de coronacrisis gelijk moeten verdelen. Tot nu toe ging het echter steeds om kort geding procedures, waarin de voorzieningenrechter slechts een voorlopig oordeel kan geven. Omdat een kort geding vooruitloopt op een uitspraak in een bodemprocedure, kan een voorzieningenrechter enkel een voorlopige maatregel opleggen. Tot nu toe ging het in de kort geding uitspraken dan ook steeds om de voorlopige vaststelling van de huurprijs, en niet om een definitieve huurkorting.
Feiten
Op 21 januari 2021 heeft de eerste bodemrechter zich uitgesproken over een huurprijsvermindering in tijden van corona. In deze zaak ging het om twee horecaondernemers die een café exploiteren in Den Haag. De verhuurder was naar de rechter gestapt omdat een huurachterstand was ontstaan. De huurders hadden te maken met forse omzetverliezen en konden daardoor niet meer aan hun huurverplichtingen voldoen. De verhuurder eiste dat de horecaondernemers uit het pand werden gezet.
Oordeel:
De rechtbank overweegt in lijn met de gewezen corona uitspraken dat de coronacrisis valt aan te merken als een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW. Verder stelt de rechtbank in overeenstemming met de voorgaande uitspraken vast dat de coronacrisis, gelet op haar omvang en de gevolgen voor de economie en de maatschappij, als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW moet worden beschouwd.
De kantonrechter stelt voorop dat de gevolgen van de coronacrisis gelijk moeten worden verdeeld tussen partijen en komt tot de conclusie dat over de periode waarin huurders de exploitatie van hun zaak geheel hebben moeten staken slechts 50% van de huurprijs verschuldigd is. Over de periode waarin de huurders te maken hadden met maatregelen zoals het vroegtijdig sluiten van de deuren om 22:00 uur en het enkel toestaan van reserveringen voor een gezelschap van maximaal vier personen, acht de rechter een huurprijsvermindering van 25% rechtvaardig.
Conclusie
Uitgangspunt blijft dat partijen in goed overleg tot een oplossing dienen te komen. Deze uitspraak van de rechtbank Den Haag kan daarbij dienen als startpunt.
Een huurder moet omzetverlies goed kunnen onderbouwen. Aan de hand van omzetcijfers dient concreet te kunnen worden aangetoond dat het omzetverlies een gevolg is van de genomen overheidsmaatregelen. Indien goed onderbouwd met cijfers, kan in sommige gevallen met terugwerkende kracht een huurkorting worden verkregen.
Heeft u vragen over de betaling van huur in tijden van corona of heeft u hulp nodig bij het voeren van gesprekken over huurprijsvermindering? Neem dan contact op met Nadine van der Vleuten via nadinevandervleuten@vdb-law.nl of bel naar +31 (0)88 194 80 30.