Hoge Raad oordeelt dat limiet aan lengte processtukken toelaatbaar is en te lange stukken mogen worden geweigerd.
Met ingang van 1 april 2022 zijn de regels over begrenzing van de omvang van processtukken in hoger beroep opgenomen in het Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven en in het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven. Er is bepaald dat processtukken in hoger beroep niet langer mogen zijn dan 25 bladzijden, tenzij de rechter toestemming heeft gegeven voor een langer processtuk. Een groot aantal advocaten was het daarmee niet eens en maakte bezwaar. Een aantal advocaten vorderde in kort geding opheffing van deze regels. In dat kort geding stelde de voorzieningenrechter prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechter aan de Hoge Raad over de toepasselijkheid of uitleg van een rechtsregel. De Hoge Raad oordeelde op 3 juni 2022 dat de gerechtshoven wel degelijk beperkingen aan de omvang van processtukken mogen stellen.
De achtergrond van de invoering van een limiet door de hoven is om procesdossiers beheersbaar te houden. De gerechtshoven zijn van mening dat door steeds langere processtukken de tijd die een rechter per zaak moet besteden toeneemt. Dat leidt tot druk op doorlooptijden van procedures. Verder kunnen te lange processtukken ongewenste gevolgen hebben voor de procespartijen, aldus de hoven. Naar de mening van de hoven komt het beginsel van hoor en wederhoor onder druk als de wederpartij het zich financieel niet kan veroorloven om haar advocaat extra tijd te laten besteden aan de reactie op een te lang processtuk. Kernachtige processtukken zijn daarom in het belang van een tijdige, zorgvuldige rechtspraak en van allen die daarbij betrokken zijn, aldus de gerechtshoven.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad heeft op 3 juni 2022, in weerwil van het standpunt van de betrokken advocaten, geoordeeld dat de gerechtshoven beperkingen aan de omvang van processtukken mogen stellen in procesreglementen. De regeling over de omvang van de processtukken zou immers de naleving van de eisen van een goede procesorde, de bevoegdheid van de rechter beslissingen te nemen die nodig zijn voor een goed verloop van de procedure en de taak van de rechter om onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen, borgen.
De Hoge raad brengt naar voren dat het stellen van een limiet aan de omvang van de processtukken een legitiem doel dient. De regels zijn niet disproportioneel omdat in verreweg de meeste zaken een omvang van 25 bladzijden toereikend is en in andere gevallen de mogelijkheid bestaat toestemming te krijgen voor de indiening van een langer stuk. Bij de beslissing op zo’n verzoek moet beoordeeld worden of afwijzing daarvan een goede procesorde dient, nodig is voor een goed verloop van de procedure of strekt tot het voorkomen van onredelijke vertraging van de procedure. Aangezien de weigering van een processtuk verstrekkende gevolgen kan hebben voor een procespartij, moet een partij voldoende gelegenheid hebben om die gevolgen te voorkomen. De procesreglementen voorzien daarin door de partij in de gelegenheid te stellen om na een weigering binnen twee weken een ingekort processtuk in te dienen. Daarnaast geldt dat een weigering van een verzoek om een langer processtuk te mogen indienen gemotiveerd moeten worden en in cassatie kan worden getoetst. De regeling voorziet daarmee in voldoende rechtsbescherming, aldus de Hoge Raad.
Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op.