De situatie tussen twee aandeelhouders/bestuurders ontspoort volledig. Een van beiden dreigt een paar flinke kerels naar de ander te zullen zenden. Die kerels zullen over lijken gaan. De Ondernemingskamer grijpt in.
A en B zijn de enige bestuurders en aandeelhouders van een uitzendbureau. De onderlinge verstandhouding is ernstig verstoord. Geen van beide partijen heeft nog enig vertrouwen in een succesvolle voortzetting van de samenwerking. B heeft A bijvoorbeeld niet opgeroepen voor een algemene vergadering waarbij werd besloten een aanzienlijk bedrag uit te keren aan B. A heeft zonder overleg een groot bedrag van de rekening van het uitzendbureau overgemaakt naar de derdengeldenrekening van zijn advocaat. Eind mei 2019 heeft B buiten medeweten van A en het personeel het kantoor van het uitzendbureau leeggehaald en verplaatst naar een voor het personeel onbekende locatie. In een gesprek met een derde heeft A gesuggereerd dat een kennis van hem ook incassowerkzaamheden verrichte voor motorclub Satudarah en dat als B niet op bepaalde incassoverzoeken zou reageren, “een paar flinke kerels bij zijn huis langs zouden komen en dat die over lijken zouden gaan”.
De Ondernemingskamer (ECLI:NL:GHAMS:2020:298) overweegt dat de gang van zaken rond de bijeenroeping van de algemene vergadering en de besluitvorming omtrent een aan B toekomende dividenduitkering strijdig zijn met de toepasselijke wettelijke en statutaire bepalingen. Als gevolg van aanzienlijke onttrekkingen ten behoeve van B, ontstond een liquiditeitstekort dat vervolgens met een (zeer) dure lening moest worden gefinancierd. A heeft aanleiding gezien eenzijdig te besluiten om de liquide middelen van de vennootschap bij zijn advocaat af te storten. Partijen hebben elkaar over en weer in rechte betrokken. Daarna werden telkens afspraken gemaakt die vervolgens deels weer niet werden nagekomen, dan wel tot nieuwe discussies hebben geleid. De slechte verstandhouding heeft tot gevolg gehad dat B zijn werkzaamheden voor de vennootschap grotendeels lijkt te hebben gestaakt. De bestuurstaken zijn daardoor nagenoeg geheel op de schouders van A komen te rusten, die de daarbij behorende werkdruk niet lang meer kan volhouden. Dat A heeft gesuggereerd dat hij enkele vrienden jegens B geweld zal laten gebruiken is volgens de Ondernemingskamer tekenend voor het niveau dat de situatie tussen partijen heeft bereikt.
Partijen zijn niet in staat hun meningsverschillen in het belang van de door hen gezamenlijk bestuurde onderneming ter zijde te stellen. Deze stand van zaken heeft zijn weerslag op (de onderneming van) het uitzendbureau en raakt ook het personeel. Op korte termijn dreigt een liquiditeitstekort. De Ondernemingskamer beveelt daarom een enquête. Zij benoemt een onderzoeker en tevens een derde bestuurder die een beslissende stem heeft. De derde bestuurder is zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd. Zonder deze bestuurder kan het uitzendbureau niet vertegenwoordigd worden. Al met al zet de Ondernemingskamer middelen in die minstens zo effectief kunnen zijn als het door A voorgestane alternatief. De derde bestuurder en de onderzoeker zijn wellicht geen potige kerels, maar het gaat wel om personen met vergaande bevoegdheden.