Flexibele arbeidsrelaties

Advocatuur 9 juni 2015

In diverse branches, zoals in de kinderopvang, bestaat behoefte aan flexibele arbeidsrelaties. Een juiste vastlegging en invulling van de arbeid is hierbij van groot belang. Dit blijkt ook weer uit een recente uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden.

De werkneemster in kwestie, een groepsleidster, had een min/max-overeenkomst. Nadat werkneemster steeds minder werd ingeroosterd deed zij een beroep op artikel 7:610b BW. Dit artikel bepaalt dat indien een arbeidsovereenkomst tenminste drie maanden heeft geduurd, de bedongen arbeid in enige maand vermoed wordt een omvang te hebben die gelijk is aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorgaande maanden. Het is vervolgens aan de werkgever om dit vermoeden te weerleggen.

Het Hof oordeelde dat het bij een min/max-overeenkomst niet zozeer gaat om het bepalen van het gemiddeld aantal uren, maar om het, in het kader van de rechtsverhouding tussen partijen en de wijze waarop zij daaraan uitvoering hebben gegeven, vaststellen van het structureel minimum aantal uren. Omdat de werkgever duidelijke afspraken had gemaakt over een minimum en een maximum van de arbeidstijd en omdat men bij de uitvoering van de overeenkomst niet van die regeling was afgeweken, werd de vordering van de werkneemster afgewezen.

Wilt u meer informatie over flexibele arbeidsrelaties? Neem dan contact op met mevrouw mr. Brenda van Dinter (088 – 194 82 44) of een van onze andere advocaten arbeidsrecht.

Terug

Neem contact op

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of wenst u meer informatie over een van onze diensten? Neem vrijblijvend contact met ons op!

Neem contact op