Het vestigen van zekerheidsrechten is voor ondernemers een belangrijke methode voor het aantrekken van financiering. De meeste investeerders verstrekken een lening of krediet namelijk alleen onder de voorwaarde dat zij een zekerheidsrecht krijgen op bepaalde activa van de geldnemer. Dat is ook begrijpelijk. Op deze manier heeft de investeerder meer zekerheid diens investering terug te krijgen. Met de uitspraak van 9 april 2021 creëert de Hoge Raad een belangrijke verandering voor zekerheidsrechten, meer specifiek pandrechten. Dit kan het aantrekken van financiering een stuk aantrekkelijker maken!
Zekerheidsrechten
Om er zeker van te zijn dat een openstaande vordering wordt voldaan, kan men een zekerheidsrecht vestigen op roerende en onroerende zaken. Het zekerheidsrecht dat wordt gevestigd ten aanzien van roerende zaken is een pandrecht. Op onroerende zaken kan ter zekerheid van een vordering een hypotheekrecht worden gevestigd. Bij faillissement van een schuldenaar kunnen schuldeisers met een pand- of hypotheekrecht als separatisten hun vordering in beginsel met voorrang verhalen.
Op één goed kunnen meerdere pandrechten gevestigd zijn, hetgeen in de praktijk kan leiden tot vragen naar de rangorde van pandhouders: welke pandhouder mag als eerste zijn vordering verhalen? Het antwoord op deze vraag wordt normaliter gebaseerd op de prioriteitsregel, op grond waarvan het tijdstip van de vestiging van het pandrecht bepalend is. De pandhouder met het éérst gevestigde pandrecht staat aldus vooraan in de rij.
Wijziging van rangorde
In de praktijk blijkt behoefte te bestaan de rangorde die volgt uit de prioriteitsregel te kunnen wijzigen. Ten aanzien van hypotheekrechten voorziet de wet reeds in een dergelijke mogelijkheid. Het Burgerlijk wetboek creëert middels artikel 3:262 lid 1 de mogelijkheid om de rang die ontstaat op basis van de prioriteitsregel ten aanzien van onroerende goederen waarop meer dan één hypotheekrecht is gevestigd, te wijzigen. Deze wijziging is mogelijk, mits uit de akte blijkt dat de andere hypotheekhouders hiermee instemmen. Ondanks het feit dat pand- en hypotheekrechten kunnen worden aangemerkt als soortgelijke zekerheidsrechten, voorziet de wet níet in een dergelijke mogelijkheid ten aanzien van pandrechten.
Met zijn uitspraak van 9 april 2021 tracht de Hoge Raad in de behoefte tot het wijzigen van de rangorde ten aanzien van pandrechten te voorzien, door te oordelen dat hetgeen bepaald in artikel 3:262 lid 1 BW zich leent voor analoge toepassing ten aanzien van pandrechten. In feite kan men hiermee zekerheid ten aanzien van een zekerheidsrecht bedingen. Ook voor het wijzigen van de rangorde ten aanzien van een pandrecht geldt dat toestemming van de overige pandhouders wiens rechtspositie wordt geraakt door een wijziging van rangorde is vereist.
Wat betekent dit voor u?
De uitspraak van de Hoge Raad zorgt ervoor dat een gunstigere positie van de pandhouder kan worden verkregen in gevallen waarin reeds een of meerdere pandrechten op een bepaald goed zijn gevestigd. Daarvoor is wel vereist dat de overige pandhouders akkoord gaan met het wijzigen van hun rechtspositie. Wenst u extra financiering aan te trekken? Of verstrekt u als investeerder een lening of krediet en wilt u zoveel mogelijk zekerheid ten aanzien van uw vordering verkrijgen? Dan is het van belang op de hoogte te zijn van deze wijziging.
Heeft u vragen over het vestigen van een pandrecht, het aantrekken van financiering of het versterken van uw rechtspositie volgend uit een (reeds gevestigd) zekerheidsrecht? Neem dan contact op met mr. Sophie Slijkhuis, Paralegal contracten- en ondernemingsrecht bij VDB Advocaten Notarissen via +31 881 948 414 of mail naar sophieslijkhuis@vdb-law.nl